Hefbomen uitvoeren, testen en bijstellen

Pagina top navigatie elementen

Hefbomen en katrollen

Uitvoeren, testen en bijstellen

Transcript

LEERKRACHT: Bij de ontwerples, eh, moesten ze, eh, eigenlijk een brug gaan ontwerpen en bedenken wat voor materialen ze nodig hadden. Dat vonden de kinderen heel erg lastig. Reden voor mij om ze dat, om te zeggen ik las nog iets extra’s in om bijvoorbeeld wat meer foto’s te laten zien van bruggen, ophaalbruggen, hefbruggen. Eh, zelfs misschien wel dingen zelfs als, eh, constructietekeningen laten zien van een brug waar je ook daadwerkelijk een katrol ziet. En, eh, eens ook eventjes benoemen van waar zitten nou de hefbomen bij deze brug als ze er al zitten. Dus we hadden echt even met de kinderen doorgenomen, eh, met de foto’s die ik ze heb laten zien. En van daaruit hebben ze nog een keertje mogen bijwerken, bijstellen hun ontwerp. Het werd dan ook op dat moment concreter. En daarna zijn we dus begonnen met eigenlijk materialen en ze, zijn ze gaan bouwen.

LEERLING: Je zet hem hier gewoon zo op vast (doet voor). Zo, zo komt ie dan ongeveer.
LEERKRACHT: (…)
LEERLING: Hij moet wel zo gewoon zo kunnen en zo eruit. Hier gaat het al makkelijker (wijst aan) dus hier, bij dit stukje (wijst aan), knip ik hem een stukje eraf….

LEERLING: Als je deze tegen elkaar zet (doet voor) dan eh, kijk, een brug.

LEERKRACHT: Je hebt, eh, van dit soort, eh, stokjes. Die passen er precies doorheen. Dan zul je al zo zien, oh, dit werkt al niet, dat als ik hieraan trek dan zie je hem dus bewegen en dan gaat het touw aan de andere kant omhoog. Dus zo kan je gebruikmaken van de katrol.

LEERLING: Dan kan je nooit zo’n touw dragen….

LEERKRACHT: Het werkt niet met het touw, misschien moet ik het touw ergens anders aan bevestigen. Eh, zo gaan ze eigenlijk steeds verder door het onderzoekend bezig zijn kijken dat het resultaat uiteindelijk is dat, dat die brug gewoon, ja, netjes omhoog gaat.

LEERLING: Hier komt dan het touw (wijst aan).
LEERLING: Dan moet je eraan trekken, dat is de bedoeling. Hier, hier, hier. (wijst aan)
LEERLING: Alleen is, alleen dit is ietsjes te kort. Moet je langer dan dit.
LEERLING: Misschien…..
LEERLING: Dan moet je hier het touw doorheen doen. (wijst aan) En dan moet je ze hieraan vastmaken en dan gaat ie echt.

LEERKRACHT: En je ziet gewoon hoe kinderen daarmee bezig zijn, samen met elkaar bezig zijn, om tot een uiteindelijk een, een resultaat te komen, eh, op een bepaalde manier, ja wat, wat, als je ze nu ziet hoe enthousiast ze waren, ja, dat het erg geslaagd is.

LEERLING: Ja, kijk, dan gaat ie er steeds af.
LEERKRACHT: Kan je ervoor zorgen dat hij dan beter blijft?
LEERLING: Ja, hier plakband overheen doen.

LEERLING: En dan doen we hem weer naar beneden. (doet voor) En dan kunnen de auto’s zo er doorheen rijden weer. En als er een boot doorheen moet, dan gaat ie omhoog.

LEERKRACHT: Nu gaat het stukje om het presentatie voor te bereiden waar jullie een aantal dingen gaan noemen van wat vonden jullie bijzonder aan je eigen brug. Eh, heb je katrollen gebruikt? Zo ja, hoe? Of heb je een hefboom gebruikt? Zo ja, waar? En kan je nog benoemen de verschillende punten van de hefboom. En wat werkt goed, wat vond je leuk aan je eigen brug. Een aantal punten die dan, eh, die ze moesten noemen in hun presentatie.

LEERLING: We hebben twee katrollen gebruikt.
LEERLING: Hier en achter zit er nog eentje. (wijst aan) Want daar gaat het touw overheen lopen. Dan loopt het hier in, komt het hier uit, trek je eraan, gaat ie omhoog.
LEERLING: Twee draaipunten.
LEERKRACHT: Ja.
LEERLING: En…..
LEERKRACHT: De kracht en het draaipunt. Wat is de last?
LEERLING: (wijst aan)
LEERKRACHT: Ja, de brug hè. Het wegdek zelf, heel goed.

LEERLING: We hebben alleen maar vaste katrollen, niet, geen losse katrollen.
LEERLING: Dan gaat deze omhoog. En dan gaat hier de boot onderdoor.
LEERLING: Hij is wel sterk genoeg om de auto op te tillen.
LEERLING: Maar hij valt er alleen af.

LEERKRACHT: Ik denk dat je zelf als leerkracht niet bang hoeft te zijn of moet zijn voor de techniek zelf. Ik weet niks over een katrol. Dat hoef je eigenlijk ook niet te weten, zeker niet bij zo’n les als deze, eh, waarmee je ze dus eigenlijk alleen, de kinderen zelf uiteindelijk laat ondervinden. Ze hoeven eigenlijk niet te weten wat een katrol is, ja, drie keer het touw eromheen doen dan wordt het makkelijker of moeilijker, ja, zo ver komen de kinderen niet op dit niveau. Dat is echt iets voor het voortgezet onderwijs om daar echt diep op in te gaan. Nu is het puur: wat is een katrol? Hoe werkt een beetje een katrol en daarmee bezig zijn. En niet bang zijn voor de techniek, als leerkracht.

Omschrijving

In deze afsluitende les zijn de leerlingen in hun groepjes bezig met het verbeteren van de ophaalbrug. Vervolgens geven ze een presentatie/demonstratie aan de groep. Deze presentatie aan het einde van de lessencyclus is een mooi moment om de leerlingen het presenteren te laten oefenen. Als je hier meer over wilt weten, klik dan hier.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Hefbomen en katrollen

Kijkwijzer

1) De leerlingen leggen de laatste hand aan hun product. Omdat het een complexe taak is, is het belangrijk om veel te overleggen en samen te werken. Deze taak vraagt veel van het denkvermogen en het taalvermogen van leerlingen. Ziet u dat leerlingen het nog best lastig vinden zich goed uit te drukken en veel algemene termen en verwijzingen (hier, hem, het) in plaats van concrete woorden gebruiken?
Enkele voorbeelden: ‘Je zet hem hier gewoon zo op vast, zo, zo komt ie dan ongeveer.’/ ‘Hij moet wel zo gewoon zo kunnen en zo eruit. Hier gaat het al makkelijker, dus hier, bij dit stukje, knip ik hem een stukje eraf.’/ ‘Dan moet je eraan trekken.’/ ‘Dan gaat ie er steeds af.’/ 'Dan loopt het hier en dan komt het daar uit…'
 
2) De leerlingen geven een presentatie over de door hen gemaakte brug. Ziet u dat in een presentatie veel cognitieve taalfuncties aan bod kunnen komen? Enkele voorbeelden:

  • Het tonen van het materiaal en het vertellen bij het materiaal (rapporteren).
    ‘We hebben alleen maar vaste katrollen en geen losse katrollen’ (2:56-3:48)
  • Vertellen over de werking van de brug (proces beschrijven).
    ‘En dan doen we hem weer naar beneden. En dan kunnen de auto’s er zo doorheen rijden weer. En als er een boot doorheen moet, dan gaat ie omhoog.’ (2:10-2:35)
  • Vertellen over de gemaakte keuzes (rapporteren/vergelijken/redeneren).
    ‘Alleen is, alleen dit is ietsjes te kort. Moet langer dan dat’ (4:18-4.20) / ‘Hij is sterk genoeg om de auto op te tillen.’ (2:56-3:48).

Opdracht
Wissel uit:
Kijk terug op deze lessencyclus ‘Hefbomen en katrollen’. Ziet u dat de verschillende fasen binnen OOL een andere omgang met taal& interactie vragen? Het taalaanbod van de leerkracht, de taalproductie van de leerlingen en de wijze van feedback geven door de leerkracht kan dus afgestemd worden op die verschillende fases (en lesdoelen). Hoe ziet die afstemming er per fase uit? Wat betekent dit voor de leerkracht?

Wat neemt u door het bestuderen van deze lessencyclus mee naar het zaakvakonderwijs?

lesfasen